Het weekend staat voor de deur en dat betekent dat de mens, ook de lezende, bezig gehouden dient te worden. Vandaar deze keer een extra lang verhaal! (neem er de tijd voor, zou ik zeggen).
Wanneer precies weet ik niet meer, maar het is al aardig wat jaren geleden dat ditzelfde verhaal werd gepubliceerd in Het Bladje, clubblad van de vaste deelnemers van de wekelijkse, later maandelijkse popquiz Connecties, waarover een andere keer misschien wel meer.
Afijn, laat ik maar van wal steken, qua verhaal.
DÁNK U WEL!
Ik sta met mijn koffertje, met platen, cd’s en wat papieren, voor het detectiepoortje in de hal van het vernieuwde Paard in Den Haag. Het is acht uur. Tegen de kleerkast die voor mij in de weg staat stamel ik onhandig dat ik een lezing kom houden of zoiets. ‘Eh…?’, kijkt hij mij niet begrijpend aan.
Met enige moeite leg ik hem uit ‘iets te komen doen’ op een avond met kunst van een organisatie waarvan ik de naam even kwijt ben. Het is in het kader van een ‘lovely evening with the art of imitation and copy&sample art’, zoals het officieel schijnt te heten, maar dat schiet mij op dat moment niet te binnen.
Gelukkig staat er iemand naast de uitsmijter die begrijpt waar ik heen wil. Ik had eigenlijk een deur verderop moeten zijn, bij de artiesteningang. Gemiste kans nummer 1. Bén je eens een keer een soort van artiest, kom je nóg door de deur naar binnen waardoor iedereen naar binnenkomt. De tweede jongen loopt met mij mee en levert mij af bij een van de organisatoren. Die leidt mij weer door een doolhof aan gangen, ruimtes en trappen naar een grote kleedkamer.
Niet veel later arriveert ook Paul G. (Jimmy T. en Paul G., dat klinkt toch goed!? Vet cool, zou ik zeggen). We voelen ons als echte artiesten de koning te rijk. Enige andere aanwezige persoon is een meisje dat met een video-installatie haar bijdrage heeft geleverd aan de ‘lovely evening with…, etcetera’. Mette heet ze. Niet te verwarren met Dette, die ons zo-even allebei een groen armbandje heeft gegeven. Nu mogen we zomaar, de hele avond lang, backstage verkeren. Daar waar altijd alles gebeurt. Nemen we aan. Van die kans willen we optimaal gebruik maken. We pakken een gratis biertje uit de gevulde ijskast en gaan aan de tafel zitten. Laat maar komen die groupies waarover we altijd zoveel horen en lezen.
Terwijl in de kleine zaal het programma moet zijn aangevangen, zitten wij met zijn tweeën (Mette heeft inmiddels de kleedkamer verlaten, of was het nou Dette?) wat verloren te genieten van ons privilege in een met tl-buizen verlichte kleedkamer. Waar zijn ze nou, al die interessante mensen die je normaal gesproken niet zomaar ontmoet?
Als ons biertje op is, besluiten we toch maar eens in de kleine zaal te gaan kijken. Gelukkig is de weg terug met briefjes met pijlen (stage this way) aangegeven. Op een scherm worden naast elkaar twee films vertoond. Links Psycho, van Hitchcock, en rechts een moderne remake daarvan. Een filosoof zit met zijn rug naar het publiek naar de films te kijken en levert af en toe zijn diepzinnige commentaar in een microfoon. Een klein aantal bezoekers lijkt aandachtig te kijken en te luisteren, de rest staat gezellig bij de bar met elkaar te keuvelen, drankje in de hand.
Paul en ik inspecteren een beetje de geluidsapparatuur en keuvelen ook met elkaar, drankje in de hand. De twee consumptiebonnen die we ieder van de organisatie hebben gekregen (het gaat om kunst, dus het is low-budget) zijn na twee rondjes op. Als we terugkeren naar de kleedkamer –we hebben tenslotte onze groene bandjes- blijkt de voorraad Grolsch-blikjes in de ijskast ineens op te zijn.
Een andere tegenvaller is dat er totaal geen controle blijkt te zijn bij de deur die toegang geeft tot het Backstage-Walhalla, waar alleen mensen met groene bandjes doorheen mogen. Iedere bezoeker die dat zou willen kan zó de voor hem verboden gebieden betreden. Lekker nuttig, zo’n groen bandje.
We keren terug naar de zaal, bestellen op eigen kosten wat drankjes en doden keuvelend de tijd. Na een portie videoHacking en wat plaatjes, vol samples, van dj sir djuke, zijn wij aan de beurt. Het is iets na half elf. We worden (geluidloos) aangekondigd op een videoscherm, waarop de woorden Summer en Time en onze beide namen kunstzinnig heen en weer en door elkaar heen bewegen. Mooi gedaan, maar weinigen slaan er acht op.
Niemand kondigt ons verder aan, het is de bedoeling dat we zo maar beginnen (Het gaat om kunst, dus het hoeft allemaal niet duidelijk te zijn). Paul start de lp van Brainbox. Vierde nummer kant A, Summertime, van Gershwin. Ik sta, lezing in de hand, klaar bij de microfoon als er een man naar mij toekomt. “Mag ik wat vragen? Dit is toch Summertime, van Brainbox?” “Ja”, zeg ik. “Gewéldig!”, reageert de man lovend. Ons eerste compliment is binnen.
Zodra Paul de muziek laat zakken begin ik met de zwaarwichtig uitgesproken woorden (alsof ik ze zelf bedacht heb): ‘Summertime…, and the living is easy’. Daarna volgt de rest van de lezing, die verder wel uit geheel zelf geschreven (opzet: Paul G., afronding: Jimmy T) tekst bestaat. Een klein aantal geïnteresseerde mensen komt naar voren om onze Summertime-performance goed te kunnen volgen. De rest keuvelt en drinkt rustig door aan de bar. Ze moeten het zelf maar weten.
Paul werkt zich in het zweet om tussen de lappen tekst door steeds drie of vier fragmenten van Summertimes elkaar vloeiend te laten afwisselen. Onder het aandachtige gedeelte van het publiek bevinden zich twee kennissen die ik ken uit een Delfts café en die speciaal voor onze lezing (‘muzikale causerie’) gekomen zijn. Eén daarvan, Bart, heeft mij op het hart gedrukt om de lezing te beëindigen met de woorden ‘Dánk U wel!’, met de nadruk op Dánk. “Dan weten de mensen dat ze moeten klappen”, heeft hij mij verteld. Het blijkt te werken. Een klaterend applaus is ons deel als ik –na de opmerking ‘vergeet niet ons Summertimeboek te kopen’- de drie magic words uitspreek. En als we zowaar worden afgekondigd door iemand van het Paard krijgen we nóg een applaus. Ook van de mensen die helemaal niet geluisterd hebben.
Wat een succes! Na afloop verkopen we, aan een enthousiaste jongeling die ook al Summertimes blijkt te verzamelen, een exemplaar van ons boek (de dozen raken langzaam maar zeker leger en leger; mochten er Bladjelezers zijn die nog altijd geen Summertimeboek in hun boekenkast hebben staan: wees er snel bij, want op=op!).
Na een ‘sampleperformance’ is het officiële gedeelte afgelopen en wordt een cd opgezet die Paul vooraf heeft samengesteld. Tot zijn grote vreugde brengt zijn verzameling prachtige, uiteenlopende versies van Summertime (Ik noem U: Die Zorro’s, Ray Barretto, Ace Cannon, Bing Crosby, George Benson, Benjamin B, Charlie Parker) een flink aantal mensen aan het dansen, terwijl de dance-evening in de aanpalende grote zaal toch al ruim een uur aan de gang is. Een verdomd mooie meid onderbreekt haar sexy dansbewegingen om mij aan te spreken: “U bent toch die presentator van daarnet?”, zegt ze verlegen lachend. Ik beaam het. Professioneel doe ik alsof ik niet teveel aandacht voor haar heb. Dat maakt de aantrekkingskracht alleen maar groter. Heb ik wel eens gehoord. Even later is zij weg.
Als we op een gegeven moment de pijp leeg hebben keren we per nachttrein van half twee tevreden huiswaarts. Paul, die naar Schiedam moet, ziet in Rotterdam net de nachtbus voor zijn ogen vertrekken en wordt voor 14 euro (de prijs van twee Summertimeboeken) door een taxi naar huis gebracht. Ik zelf duik met onze twee supporters in Delft nog even het café in, alwaar ik nog twee Summertimeboeken verkoop (Dat levert 14 euro op. De prijs waarvoor je, naar het schijnt, met een taxi van Rotterdam Centraal naar Schiedam kunt reizen). Maar ik heb mijn fiets, alert anticiperend op het verloop van de avond, bij het café gezet en rijd even na drieën huiswaarts.
Om half vier lig ik in mijn nest na te tollen van een puik avondje Summertime-evangelie-verspreiding. Zo komt een einde aan een ‘lovely evening with…, etcetera’. Dánk u wel!