Woensdag, vroeg in de middag, mailde ik Gerard Cox, via zijn management. Ik wilde graag wat informatie over de single De Pil die hij samen met pianist Jan Willem ten Broeke maakte halverwege de jaren zestig. In die tijd trad hij als nog volslagen onbekende beginnend cabaretier vele avonden op in ’t Keldertje aan de Wijnhaven in Delft, was mij verteld.
’t Keldertje is de ruimte onder het huidige café De Wijnhaven, voor wie dat wat zegt. De hoesfoto van De Pil, dat destijds veel stof deed opwaaien, was er gemaakt en het zou mij niet verbazen als de live opname daar ook vandaan kwam. De Delftse link was een mooie aanleiding voor mij om De Pil op te nemen in mijn singlesserie Delftse Toeren.
Via het hier eerder bejubelde Platenboek van Rob Kopp ontdekte ik dat er twee versies van de
single bestonden. Een op het Omega-label, uit 1966, en een op het label Cox, vermoedelijk van twee jaar eerder. Zelfde hoesje met zelfde foto, maar wel gespiegeld ten opzichte van elkaar. Daar wilde ik van Cox natuurlijk ook het fijne van weten. Foutje of subtiele grap?
Het valt niet altijd mee om een BN’er aan de telefoon te krijgen als redelijk onbekend journalist, maar een paar uur later ging de telefoon. ‘Rinkelde de telefoon’, zou ik graag willen schrijven, maar dat klinkt in deze tijden wel erg anachronistisch.
‘Met Jimmy’, sprak ik zo relaxed mogelijk in de luidspreker na te hebben opgenomen. Een stem aan de andere kant van de lijn (ook al zo’n term uit het premobiele tijdperk) wilde voor de zekerheid weten welke Jimmy ik precies was. Nadat ik ook mijn achternaam prijs had gegeven meldde de stem opgewekt dat hij nu zeker wist aan het goede adres te zijn.
De stem herkende ik onmiddellijk. Dit was Gerard Cox! Wow, dat hij überhaupt belde op mijn verzoek en dan ook nog zo snel! Wel vreemd dat hij vanuit het niets een verhaal begon over speeltuinen voor kinderen, nog afgezien van het feit dat ik weinig speeltuinen ken voor volwassenen. Dat moest zijn nog altijd niet verdwenen cabareteske kant zijn. Er kon geen misverstand over bestaan, dit was Gerard Cox. Himself. In hoogsteigen persoon. Die zich verwaardigde om MIJ te bellen. Mij, onbeduidend journalistje. Wow.
Ik wilde reageren, maar kans daartoe kreeg ik nauwelijks, want Cox bleef maar doorratelen over die speeltuinen. Het waren speeltuinen voor gehandicapte kinderen begreep ik nu. Die bestonden al, maar ze moesten ook blijven bestaan. En daar was geld voor nodig. En ik, als ondernemer, zou daar een bijdrage aan kunnen leveren.
Vorig jaar had ik aangegeven dat ik even in de wacht wilde worden gezet, met de mededeling ‘bel mij over een jaar maar terug’. En nu was er een jaar verstreken, vandaar dit telefoontje.
Langzaamaan begon ik te begrijpen dat de stem helemaal niet hoorde bij een mij in de maling nemende Gerard Cox, waarvan ik eerst zo zeker was. En van een toezegging om teruggebeld te worden over een eventuele bijdrage aan speeltuinen voor gehandicapte kinderen kon ik mij werkelijk totaal niets herinneren.
Ik wilde beleefd doch snel deze man afwimpelen. Tijdens een korte pauze in zijn woordenstroom liet ik weten maar een eenvoudige freelancer te zijn die zijn hoofd ook maar boven water probeerde te houden. Hij begreep het meteen, rondde het gesprek verbazingwekkend snel af, en na mij nog een heel prettige dag toe te hebben gewenst hing hij op.
Sodeju. Was ik enkele minuten in gesprek geweest met iemand waar ik totaal niet op zat te wachten. En wie weet had Gerard Cox wel gebeld net op dat moment. In zo’n geval krijg je tegenwoordig niet de in-gesprek-toon, maar meteen de voicemail. Zo’n druk bezette man denkt dan natuurlijk ook meteen: als je mij wilt spreken zorg dan dat je lijn vrij is, bekijk het nu maar!
Nerveus luisterde ik de voicemail af: ‘Welkom bij voicemail van KPN. Er zijn geen nieuwe berichten’, meldde de mevrouw die dat voor mij kennelijk nauwlettend in de gaten houdt. En ook geen nieuwe nummermeldingen.
Ojee, gebeld en meteen opgehangen? Zou wel erg toevallig zijn. Laat ik nog maar even afwachten.