Platenboek

Eindelijk de Moeder aller naslagwerken in huis: PLUT’s eerste Nederlandse Platenboek. Moeders moet ik eigenlijk zeggen, want het boek is vanwege de omvang in tweeën gehakt: deel 1 (‘het groene boek’, zoals we met groene letters op de titelpagina kunnen lezen) en deel 2 (‘het rode boek’, zoals in rode letters aangekondigd).

Acht jaar lang legde Rob Kopp van Platenclub Utrecht, naar eigen zeggen met instemming van vrouwlief, zijn ziel en zaligheid in dit levenswerk waarin alle (ik herhaal: álle) platen van alle (ik herhaal: álle) Nederlandse artiesten uit de jaren vijftig en zestig staan vermeld: singles, EP’s, LP’s en 10 inch-platen.

Dat wil zeggen alle uitgaven op het gebied van rock & roll, indorock, tienersterren, nederbeat, beatmeisjes, pop en blues. Daarnaast zijn er talloze uitstapjes naar jazz, luisterliedjes, cabaret en real hawaii. In die laatste genres is Rob selectief geweest. Geen dixieland, smartlappen, muziekcorpsen, accordeonmuziek en neder hawaii, behalve dan de uitzonderingen daarop al naar gelang Robs eigen subjectieve smaak en inzicht. Geen Telstar-label van Johnny Hoes, wel alles van Jules de Corte.

Want, schrijft de auteur in zijn voorwoord, ‘ook over mijn smaak valt niet te twisten’. Dat laatste is mijns inziens een hardnekkig misverstand, maar dit terzijde. Rob is wat dat betreft behept met een prettig soort eigenwijsheid. Al sinds de vroege jaren zestig antwoordt hij steevast op de dwingende vraag ‘Beatles of Stones?’ ‘De Kinks!’

Een kleine 500 pagina’s per deel, omsloten door een zware harde kaft (beetje lastig doorbladeren in bad, Rob, kun je er geen veertigdelige softcover variant van uitbrengen?), vol informatie over alle platen van alle artiesten (had ik dat al vermeld?), met ook in geval van lp’s alle titels van alle tracks. En wat er nog meer over te vertellen valt. Consciëntieus en nauwgezet gerangschikt als een toegewijde belastingenbeambte. Niet verwonderlijk, Rob werkt bij de belastingdienst.

Van alle genoemde platen zijn de hoezen, of eventueel het plaatlabel, afgebeeld. In kleur, als in een postzegelcatalogus. Tout court: een mer à boire voor elke muziekliefhebber en –verzamelaar die deze twee boeken coûte-que-coûte zou moeten aanschaffen. De prijs (tweemaal €75,-) alleszins waard.
Ik zit er zelf regelmatig in te bladeren en naast het bestuderen van bekende acts verwonder ik mij over de overstelpende hoeveelheid vermelde artiesten en bands waarvan ik nog nooit gehoord heb.

Het levert amusante ontdekkingen op, ook in de mij geliefde triviasfeer. Zo stuitte ik op een wazige foto van de jonge drummer van de rechtenstudentenband Demons uit Leiden. Gerard Spong heet de jongeman, later schijnt hij iets te zijn gaan doen in de advocatuur. De credits op de single Big Bamboo uit 1966 van deze duivels van de advocaten gaan op het plaatlabel naar enkele bandleden, onder wie Spong zelf, maar het betreft hier toch echt een traditional.
‘The a-side is not written by Spong & Co’, luidt het terechtwijzende commentaar van Rob, die vervolgt met ‘Who dares to charge them?’ Juist ja.

Nu ik toch bij de D ben. Prachtig is het overzicht van de omhulsels van de vier ep’s van de vroegere Delftse leraar Hans van Deventer, in het Platenboek omschreven als the Dutch George Brassens. Prachtige tekeningen sieren de hoesjes. Ik heb er zelf drie. Bij het zien van de afbeeldingen kon ik het niet laten om meteen op Marktplaats en ebay te kijken of de vierde ergens te koop staat. Die serie wil ik nu wel compleet hebben.

Uiteraard ben ik ook op zoek naar ontbrekende platen of artiesten in Platenboek dat immers pretendeert compleet te zijn. Daar zou ik Rob dan triomfantelijk mee om de oren kunnen slaan. Ik moet zeggen: dat valt niet mee. Gelukkig heb ik er al die tijd toch nog één gevonden. Zo heb ik Rob kunnen mailen dat het een schande is dat Piet uit de zingende zeug er niet in staat, met zijn enige single uit 1968.
Weliswaar een (Haagse!) carnavalssingle, maar opgenomen, geschreven en geproduceerd door Polle Eduard en Hans van Eijck, destijds twee leden van After Tea en daarom goed passend in het overzicht volgens Robs eigen criteria.
Het plaatje tikte ik via internet op de kop, nadat Polle melding maakte van het bestaan ervan tijdens een interviewtje dat ik met hem had.

Piet uit de zingende zeug heette eigenlijk Piet Groenenveld. Hij was de zwaarlijvige portier van de Haagse discotheek De Marathon. Zo zwaarlijvig dat hij in de breedte niet helemaal op de hoesfoto paste.
Polle zei zich te herinneren dat hij nogal stonk. Hans en hij wilden hem daarom zo snel mogelijk de studio uit hebben. De twee nummers stonden er dan ook binnen enkele takes op, wat de spontaniteit ten goede moet zijn gekomen.
De titels daarvan luidden ‘Ik ben niet te houden vandaag’ en ‘Je bent me te dik’. Dat laatste was gericht tegen een potentiële vriendin. Haagse humor. Over carnaval in Den Haag, en mijn eigenlijk alweer verdrongen eenmalige deelneming daaraan, zal ik een andere keer nog eens een boekje opendoen.

info:
www.freemusketeers.nl (uitgever)
www.platenclubutrecht.nl (Platenclub Utrecht)

Reacties zijn gesloten.